Wachten

Koning Kwiebus loopt op en neer voor het hek van de appelboomgaard. Hij staat er al een tijdje en als hij op zijn horloge kijkt ziet hij dat het pas 10 voor 9 is. De afspraak was dat Jan Beschuit hem om 9 uur zou komen halen. Natuurlijk hoort hij wel dat achter het grote hek een bedrijvigheid van jewelste is. "Zal ik vast naar binnen gaan om te zeggen dat ik er ben" vraagt de koning zich al voor de 16e keer af. Hij besluit het niet te doen. "Laat ik maar gewoon wachten totdat die Jan Beschuit me komt halen", denkt hij "anders denkt hij misschien nog dat ik zijn regels niet respecteer". "Of misschien schrikken de andere mensen wel als ik zomaar binnenstap". Koning Kwiebus wiebelt een beetje op en neer, hij heeft het koud gekregen van het wachten.

Opnieuw kijkt hij op zijn horloge, nog 5 minuten en dan is het negen uur. "Pfff 5 minuten nog"zegt koning Kwiebus tegen zichzelf. "dat is echt nog hartstikke lang". En weer kijkt hij op zijn horloge, het is nog steeds 5 minuten voor negen!

Als kind had koning Kwiebus al zo'n hekel aan wachten. Hij herinnert zich nog goed dat het altijd zo lang duurde voordat hij door zijn eigen oma ontvangen werd. Om nog maar niet te spreken over die vreselijke staatsbezoeken en andere officiële gelegenheden. Zich vervelen en wachten had hij daar prima geleerd.

"Ki neb Suibeikw nek e duoh nav labteov!" Koning Kwiebus glimlacht, vroeger was hij ook al zo'n meester in het omdraaien van woorden. Zijn moeder werd er gek van maar het hielp hem vaak om de tijd een beetje door te komen. En nu helpt het hem weer want bij het omdraaien van 'draagmoobleppa' hoort hij dat de klok van de kerk begint te slaan. "Yes, denkt koning Kwiebus, het is negen uur, laat die appels maar komen!

Hij kijkt om zich heen of hij Jan Beschuit al ziet maar die is nog in geen velden of wegen te bekennen. Koning Kwiebus aarzelt weer. Is het nou de bedoeling om al naar binnen te gaan of kan hij maar beter even wachten? De koning wikt en weegt en weet niet wat hij moet doen. Hij kijkt nog maar een keer op zijn horloge. Drie minuten over negen. Hij raakt een beetje van zijn stuk. Hij wil wel naar binnen maar hij durft het niet goed. Daarbij komt nog eens dat normaal mensen het niet in hun hoofd halen om de koning te laten wachten. En zo blijft Koning Kwiebus dan toch voor de poort staan.

Aan de overkant van de weg loopt een moeder met een jongetje van een jaar of vijf. "Heee daar staat de koning!"roept het kleine ventje heel hard terwijl hij wild zwaaiend de aandacht van koning Kwiebus trekt. De moeder van het jongetje probeert haar zoon weg te trekken maar ze kan niet voorkomen dat het kind roept: "Hoi koning Kwiebus." Koning Kwiebus lacht en zwaait ingetogen terug. Vanuit zijn positie is goed te zien dat het jongetje streng wordt toegesproken door zijn moeder en abrupt stopt met roepen en zwaaien.

Koning Kwiebus denkt voor de tweede keer die ochtend terug aan zijn eigen kindertijd. Hij leek wel op dat ventje van net. Als hij als kind iets zag of wilde reageerde hij daar ook meteen op. "Die Kwiebus is toch altijd zo enthousiast en doelgericht", hoorde hij zijn moeder vaak zeggen. Hij werd er altijd blij van als hij dat hoorde. De subtiele trots in de stem van zijn moeder gaf hem vertrouwen in zichzelf.

" Ze zou me hier moeten zien staan ". De koning voelt zich opgelaten als hij terug denkt aan zijn moeder. Als bij donderslag realiseert hij zich namelijk dat enthousiast en doelgericht door de tijd zijn omgebogen naar neutraal en afwachtend. En omdat hij af wil van dat nare en onrustige gevoel dat hij krijgt van deze ontdekking, neemt de koning een dapper besluit. Hij kijkt nog een keer op zijn horloge en loopt dan door de poort gewoon naar binnen.